Leven na de dood
Toen ik op de Zaanenstraat ging wonen, december 2017, was dat vooral uit noodzaak. De jaren er voor kwam ik tussen de surftrips in aanwaaien bij m’n ouders. Maar m’n vader was nu ernstig ziek en ik had een huis nodig. Ik wist dat ik een zware periode tegemoet ging, dus ik wilde een plekje voor mezelf creëren waar ik rust kon vinden. Via via kwam ik een betaalbare kamer tegen in de Indische buurt in Haarlem. Het huis voelde fijn, m’n kamer was groot genoeg en de gedeelde ruimtes chill.
M’n vader ging langzaam achteruit. Ik vroeg me af of ik nog mee kon gaan op de surftrips. De enige manier om daar achter te komen was door het te proberen. Het is lastig om in het moment te leven, wetende dat je vader’s gezondheid achteruit gaat, maar dat gevoel heb ik eigenlijk al sinds hij longkanker had gehad, bijna 20 jaar geleden. Die periode had hem verzwakt en er was altijd de vrees dat de kanker terug kwam.
In februari ging ik naar Lanzarote voor een maand. Ik kwam in maart terug en had weer nieuwe energie, maakte wat kleine tripjes en vertrok in juli naar de Azoren voor een maand. Dat viel me zwaar. De Azoren waren prachtig en bij vlagen genoot ik er vol van. Maar bij vlagen was ik ook met mijn hoofd thuis. M’n vader verzwakte, ik twijfelde om vroegtijdig naar huis te vliegen. Ik bleef, en probeerde bij thuiskomst alles te geven. De surftrips waren mijn enige manier om met de situatie om te gaan. Ik wist dat wanneer m’n vader nog erger zou verzwakken, ik geen surftrips meer zou kunnen doen. Nu het nog kon zorgden ze ervoor dat ik met de slopende aftakeling om kon gaan.
Eind september vertrokken we naar Portugal. M’n kamer had ik vanaf de Azoren tot december onder verhuurd aan een goede vriend. Portugal gaf me even adem en rust. Ik ken de Algarve op mijn duimpje. Ik ken de mooie weggetjes naar de stranden. Weet elk product te liggen in de supermarkt. Het voelt vertrouwd. Het surfen zorgt voor rust in het koppie. Na drie weken trips hadden we een week pauze en vloog ik naar huis. BAM, reality check. Het ging steeds sneller bergafwaarts. Het voelde steeds moeilijker om weg te gaan van deze situatie. Eenmaal terug in Portugal kwam ik er niet lekker meer in. Ik lag wakker, kon er niet meer van genieten. Raakte snel geïrriteerd. Ik voelde het, maar vond het moeilijk om er aan toe te geven. Ik besloot een ticket naar huis te boeken, ik kon het gevoel niet meer onderdrukken. Ik wilde m’n ouders verrassen dus vertelde niets. Tijdens m’n overstap in München kreeg ik een appje dat m’n vader gevallen was voor het ziekenhuis. Verbazingwekkend hoe je onderbuikgevoel altijd klopt. Ik was nodig. Ik had een goede keus gemaakt.
Het verrassen van m’n ouders was fijn, maar feit was wel dat mijn vader nu weer in het ziekenhuis lag. Gezicht bont en blauw. Geestelijk steeds verder afdwalend. Energiek en spraakzaam met medicatie, misselijk en stilletjes zonder. Ik hoopte ergens dat hij op zou knappen en ik binnen een week weer naar Portugal kon. Ik bleef uiteindelijk drie weken thuis, ging nog een weekje terug naar Portugal, en settelde toen weer permanent in Haarlem. Het was eind november. M’n kamer was nog onderverhuurd, maar ik kon er eerder terug in. Routine en zekerheid werden van me geëist vanaf dat moment.
Ik zocht naar baantjes. Begon met werken bij een boulderhal. Een nieuwe omgeving, nieuw soort mensen, alles nieuw, maar het voelde goed. Ik ging met plezier naar werk. Het voelde als mijn toko. Ik kookte eten, draaide m’n eigen muziek en checkte mensen in die kwamen boulderen. Maar ik wist dat ik meer moest gaan verdienen, want ooit kwamen er tijden aan dat ik weer op avontuur zou gaan. Het was eigenlijk voor het eerst in m’n leven dat een kantoorbaan zo gek nog niet leek. Wat ervaring opdoen, vaste dagen werken, geld sparen. Part-time zodat ik genoeg tijd voor de familie had.
In februari vond ik de perfecte match. Content marketeer voor 16 uur in de week bij 7Lab, een software bedrijfje in Amsterdam. Geen gezeur Tomas, gewoon het diepe in springen. Al snel merkte ik dat ik nog steeds niet echt kon sparen, maar het probleem loste zichzelf op want ik kon 24 uur per week gaan werken. Langzaam maar zeker raakte ik gewend aan m’n nieuwe leven. De collega’s waren fijn, het kantoor mooi. Ik spendeerde zo veel mogelijk tijd met m’n vader. Het was zwaar. Fucking zwaar. Soms had ik de energie niet om er heen te gaan. Surfen hielp soms een beetje. Ik vertelde mezelf dat al het lijden eindig is. Ooit zal de situatie veranderen. M’n vader wordt beter, of hij wordt slechter en komt te overlijden. Diep van binnen wist ik dat dat laatste veel waarschijnlijker was. Ik kan denk ik heel goed nuchter en realistisch zijn. Hij was uitbehandeld. De tumoren in z’n hersenen waren geopereerd en bestraald. Ze groeide niet echt, dus de artsen waren niet heel erg negatief. Maar m’n vader bleef achteruit hollen. Een arts kijkt naar een scan en trekt een conclusie. Ik kijk naar m’n vader en zie de realiteit.
Na weer een ziekenhuis opname gaat het in maart en april nog slechter. De lijst met complicaties wordt langer. Z’n koorts neemt af en in het ziekenhuis kan hij daarom niet blijven, thuiszorg kan niet genoeg hulp bieden en hij belandt in een hospice. Een droevige plek, waar de oneerlijke strijd z’n climax nadert. Stop maar met strijden, wil ik hem zeggen. Het is goed zo. Maar zoiets zeg je niet, je wilt je vader niet kwijt. Op 30 april blaast hij zijn laatste adem uit.
We zijn 2,5 maand verder. Het gemis is immens, de wereld draait door. Langzaam aan begin ik plannen te maken voor nieuwe avonturen, zoals m’n vader die ook altijd maakte. In het ouderlijk huis vond ik dia’s van zijn wereldreis in 1981. Binnenkort houd ik een expositie, om zijn avonturen te kunnen delen met een ieder die ze zien wil.
Ik heb het gevoel ingedut te zijn door de gemakken van routine en zekerheid. Ik wil me levend voelen en dat gevoel heb ik in Nederland zelden. M’n kamer verlaat ik eind juli. Niet onderverhuurd, maar over gedragen. Het is tijd voor iets nieuws. Nieuwe horizonnen, nieuwe doelen.
‘‘Binnen drie jaar wil ik ergens wonen waar de lucht schoon is’’